Siem Pennings in Alphen aan den Rijn praat 59 minuten in een uur, zegt zijn vrouw Riet. Ze zal blij zijn als ze straks in de trein zit. „Het is een lieve man, maar ik moet iedere keer weer bijkomen van zijn gedrag. Siem is niet te stoppen.”

Riet zet een bord broodpap op tafel. „Zijn lekkerste ontbijt. Siem wordt nog even verwend voor ik vertrek.” Riet gaat een weekje met vakantie naar kasteel Slangenburg in Doetinchem. „Daar ga ik eerst drie dagen op een bankje zitten. Helemaal niks doen, genieten van de stilte. Daarna wandelen, met vriendinnen kletsen en een bezoek brengen aan de paters in de abdij.” Sinds de hulp van vrijwilligers van de stichting Handen in Huis kan Riet Pennings zo af en toe even weg bij haar man. Dan heeft ze tijd om bij te tanken. Samen met Irene Vijfvinkel, die haar regelmatig als mantelzorger vervangt, neemt Riet de laatste veranderingen door in het leven van Siem. Want de hersenen van haar man werken op een strak schema en iedere verandering kan paniek veroorzaken. Daarom heeft Riet pas vanochtend om half zeven, bij het opstaan, aan Siem verteld dat ze met vakantie gaat.

De problemen met Siem zijn begonnen vlak na hun trouwen. „Ik ben al veertig jaar mantelzorger. In 1958, Siem was 23, viel hij van een hooiwagen. Hij werkte op de boerderij van zijn vader. Siem was buiten bewustzijn geraakt en is toen op bed gelegd. Het bloed kwam uit zijn oren en neus, vertelden ze me later. Pas een dag later is hij naar een ziekenhuis gebracht, waar hij twee weken in coma heeft gelegen. Hij kwam bij, maar vanaf die tijd is het langzaam slechter gegaan met Siem. Ik wist niets van het ongeluk, pas na ons huwelijk is me alles verteld. Siem heeft een behoorlijke hersenbeschadiging opgelopen. Hij is zes keer opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Zijn familie vond dat niet leuk. In deze contreien is het een schande als je in de psychiatrie terechtkomt. Er mankeerde Siem niets, het was allemaal mijn schuld.”

In die zware tijden las Riet een advertentie in de krant. Kasteel Slangenburg, stond er, is een plek voor mensen die rust zoeken. „Siem was opgenomen en ik besloot meteen naar het kasteel te gaan. „In de trein hield ik mijn tas stijf tegen me aan. Ik zat er zo doorheen dat ik bang was dat ik hem zou vergeten als ik aankwam.”

Inmiddels is het de zestiende keer dat Riet met vakantie gaat. Tijdens een mantelzorgavond in Alphen aan den Rijn hoorde ze voor het eerst van de stichting Handen in Huis en de mogelijkheid dat iemand haar kan vervangen. Na twaalf keer is Irene Vijfvinkel al aardig gewend geraakt aan de gewoonten van Siem. „Staat hij nog altijd om half zeven op?”, vraagt ze aan Riet. „Ja, maar in het weekeinde mag hij niet voor half acht zijn bed uit”, antwoordt zijn vrouw streng. „En de keuken blijft verboden terrein, want hij eet alles op wat hij ziet staan.”

Om half tien rijdt de gehandicaptenbus voor. Siem gaat, zoals iedere dag, naar de zorgboerderij waar hij zijn vaste werkjes heeft. Eens per dag telt hij de schapen, maar dat kan nu niet, want de schapen zijn naar een ander stuk land verhuisd. Daarom, zo vertelt Siem, moet hij vandaag de pinken tellen. Bij de deur nemen de twee snel afscheid. Te veel emotie is niet goed voor Siem.

 

Een uur later brengt Irene de mantelzorgster naar de trein. „Als ik weg ben, bel ik nooit naar huis”, zegt Riet. „Het interesseert me even geen meter hoe het met Siem gaat.”

Voor Irene is het nu tijd om het huis een beetje naar haar hand te zetten. „Ik woon hier een week, dus verschuif ik hier en daar wat. Alles van Siem laat ik zoals het is, anders raakt hij overstuur. Ik neem altijd wat dingetjes mee om me thuis te voelen. Bij mijn logeerbed staan wat foto’s van mijn kinderen en kleinkinderen.”

Irene is uit Middelburg gekomen om een week voor Siem te zorgen. Haar parkiet kan ze niet thuislaten, dus staat die nu te zingen op de vensterbank van de familie Pennings. Ze kan dit vrijwilligerswerk doen nu ze met pensioen is. „Zeven jaar geleden overleed mijn man plotseling aan een hartstilstand. We waren net naar Zeeland verhuisd, voor mij een vreemde omgeving. Na anderhalf jaar zei een vriendin tegen me dat ik mantelzorgvervanger moest worden. Ze was ermee in contact gekomen en het leek haar echt iets voor mij. Ik heb altijd in de zorg gewerkt, hielp ouders met opvoedingsproblemen.”

Het vrijwilligerswerk is uitgegroeid tot een dagtaak. Per jaar heeft Irene zeker vier adressen waar ze een mantelzorger vervangt. Daarnaast zorgt ze, als ze thuis is, twee dagen per week voor haar kleinkind en ze rijdt iedere zomer verstandelijk gehandicapten naar een vakantieadres. „Het geeft me energie. Ik hoef niks, ik mag alles.”

 

Ze vindt het ook heerlijk om regelmatig van omgeving te veranderen. „Het is niet alleen zorgen wat ik doe. Ik kwam jaren bij een oude vrouw, dik in de negentig, in Moergestel. Ik zette haar in de auto en maakte heerlijke tochten met haar. Overal waar ik kom, ga ik op zoek naar de mooie en leuke plekjes. Het enige wat ik mis, is mijn zangles. Ik kan in die weken dat ik mantelzorgers vervang niet naar koor. Zingen doe ik dus iedere middag in huis, dus de buren moeten er maar aan wennen.”

Hoe graag ze dit werk ook doet, Irene Vijfvinkel vindt dat ze toch een professionele opstelling heeft. „Ik weet dat sommige mensen voor wie ik zorg, snel overlijden. Maar ik kan niet altijd naar hun begrafenis. De mantelzorgers weten dat ik hen verder nooit meer bel om te vragen hoe het met ze gaat. Kaartjes stuur ik alleen aan de verstandelijk gehandicapten voor wie ik geregeld zorg. Als ik iedereen kaartjes stuur, schept dat verplichtingen”

Nu Riet weg is, heeft ook Siem Pennings een beetje vakantie. Irene zal iedere ochtend samen met hem ontbijten en hij mag een keertje deze week in de keuken. „Dan eet hij alles op wat hij ziet”, zegt Irene. „En ik doe even mijn ogen dicht.”

bron: Trouw, de Verdieping 7augustus 2008